Cornelis de Kock, Kampen, 21-11- 1907 – Oosterhesselen, 18-9-1944
Behoort tot de Vrijheidsbond.
Na een bestuurlijke opleiding werd mijn vader in 1937 in de gemeente Oosterhesselen (Z.O.Drenthe) als burgemeester benoemd, met een bezoldiging van
f. 2600,00 per jaar verminderd met f. 400,00 wegens het genot van de ambtswoning.
Geen vetpot!
Het was een uitgestrekte zelfstandige gemeente bestaande uit de omringende dorpen, Oosterhesselen, Gees, Geesbrug, Zwinderen en Nieuwlande.
Voor een deel van de arbeidende bevolking was echter geen werk in het vrije bedrijf .
Bij particuliere ontginningen konden binnen de gemeente, arbeiders te werk gesteld worden. Landbouwers kregen steun van de overheid om een redelijk bestaan te hebben .
In 1936 gaan mijn ouders in de ambtswoning “Midhessel” wonen.
Op 10 mei 1940 begon in Nederland de oorlog en na het bombardement op Rotterdam capituleerden wij op 14 Mei, waarna de bezetting begon.
Ons huis lag midden in het dorp tegenover de kerk, de zuivelfabriek en de smid.
Het postkantoortje en een boerderij lagen aan weerszijden.
In het postkantoor zat een telefoniste bij wie je een telefoongesprek moest aanvragen, wat wij o.a. deden om naar opa en oma de Kock te bellen die in Zeist woonden.
Achterin de tuin stond een varkenshok dat in de oorlog verzegeld werd door de Duitsers. Om het varken te kunnen voeren, zorgde moeder dat hij via een spleet tussen de planken van het hok toch te eten kreeg.
Uiteindelijk werd het varken na een schot geslacht en op een ladder gehangen om te besterven . Het vlees werd gerookt en in een speciale spekkist bewaard. Het maakte diepe indruk op mij.
In deze tijd van schaarste was er nu vlees van onze slacht en melk van onze 2 schapen.
Bovendien voorzag de boerenbevolking ons van melk, eieren, suikerbieten van het land en lijnzaadolie voor de petroleumlamp.
Om niet door de verlichting van overvliegende Duitse vliegtuigen op te vallen werden de ramen verduisterd met zwart papier en had de zaklantaarn een rood glaasje met een klepje.
Terwijl alle radio’s in het land moesten worden ingeleverd, luisterden wij illegaal naar de achter gehouden radio om heel stil Radio Oranje uit Londen te beluisteren.
Zo konden we op de hoogte blijven van wat zich in de rest van Nederland afspeelde.
Een Duitse officier werd bij ons ingekwartierd, die uiteraard voor de nodige spanningen zorgde. Het bleek een aardige man te zijn die mij snoepjes wilde geven, maar die ik van moeder niet mocht aannemen. Een Mof bleef voor haar altijd een Mof.
Ook gaf moeder 6 weken onderdak aan een jongen die in de eerste dagen van de oorlog het bombardement Rotterdam had meegemaakt.
Op de avond voor mijn geboorte fietste vader vanuit Emmen ’s nachts na een burgemeesters bijeenkomst terug naar huis. Het was een prachtige heldere Augustusnacht, die helaas verstoord werd door het geronk van oorlogvoerende vliegtuigen.
Op Dinsdagmorgen 3 Augustus 1940 rond 12 uur aanschouwde ik het levenslicht geholpen door dr. Van der Velde en zuster Mohr. Ik was een schreeuwende baby met glanzend roodbruin haar en woog ruim 7 pond.
Mijn ouders gaven mij de naam Cécile Dorothé naar oma de Kock. Mijn zusje Lucie die reeds in 1938 geboren werd, was naar oma Rienstra vernoemd.
Als baby was ik mij gelukkig niet bewust van de Duitse bezetting die al vanaf mei 1940 in Nederland heerste
Dezelfde winter werd het bar koud, maar voor het kacheltje op de gang naast de kamer van mijn wiegje was brandstof te schaars om dagelijks te branden. Ook was koffie, thee, suiker en zeep bijna niet te krijgen.
De herinnering die ik aan mijn liefhebbende vader overgehouden heb is dat hij een plusfort droeg, cello speelde en een zwarte mitella droeg. (na een auto ongeluk met burgemeester Gualthérie van Wezel, had hij een gebroken arm opgelopen).
Samen op de fiets van de heuvel achterin de tuin te rijden gaf ook dolle pret.
Burgemeesters van omliggende gemeentes die zich ten tijde van de oorlog tegen de Duitsers verzetten waren o.a. Zweeloo, Meppel, Sleen, Zuidlaren en Westerbork.
Leden van de gemeenteraad die zich verzetten waren o.a. wethouder Johannes Post en de gemeentesecretaris Douwe Weima, die na vaders arrestatie alle waardevolle papieren uit het gemeentehuis meegenomen heeft om deze onder de grond in Gees te verstoppen.
Dorpsgenoten waren o.a. notaris Tammens ; dominee Gerritsen; dokter Van der Velde en loco burgemeester Draajers
In 1943 op Hemelvaartsdag verdween de gemeentesecretaris met het Bevolkingsregister om te voorkomen dat mensen door de bezetter konden worden aangewezen.
Om uit handen van de Nazi’s te blijven zat een burgemeester in een moeilijke positie. Enerzijds moest hij opkomen voor zijn bevolking, anderzijds moest hij zich houden aan de regels van de bezetter. Hij was de schakel tussen het Duits bezettingsbestuur en de Nederlandse samenleving.
Ook moest hij zich steeds de vraag stellen, kunnen wij naar eer en geweten ons werk blijven doen en hoe vinden wij een uitkomst in geval van nood.
Met een groot gevoel van verantwoordelijkheid voor zijn bevolking bleef Kees op zijn post, waardoor hij een groot vertrouwen bij de illegaliteit kreeg.
Regelmatig was er contact met meerdere Drentse burgemeesters die uit hetzelfde hout gesneden waren. Op deze bijeenkomsten kwamen dan verzetsvragen aan de orde die hen allen bezighielden. Deze konden dan gedeeld worden wat vooral een steun in de rug gaf.
In begin September 1944 naderden de geallieerden de Nederlandse grens en Dolle Dinsdag volgde. De Duitsers evenals de NSB’ers werden bang dat de oorlog voor hen verloren was en dat zij de gevolgen zouden ondervinden. Massaal vluchtten zij naar Duitsland.
Na Dolle Dinsdag (6 September) wilden de Nederlandse rechercheurs van de SS nog wraak acties uitvoeren de zgn. Silbertanne Aktion. Bij vermoeden van illegaliteit namen zij het initiatief om ter plekke zonder onderzoek en proces te moorden.
Vader Kees die steeds geweigerd had mensen voor werk ter ondersteuning van de bezetter aan te wijzen, werd verdacht van betrokkenheid bij overvallen op het distributiekantoor van Zwinderen en bij het saboteren van vordering van paarden en de vervalsing van persoons bewijzen.
Voor zijn verzets activiteiten werd hij als represaille op 18 september 1944 gedwongen mee te gaan naar de commissaris van de Koningin in het kantongerecht Assen.
Dit als voorwendsel, dat tevens moest dienen als afschrikkend voorbeeld voor de gemeente.
Later hoorden wij dat vader eerder gewaarschuwd was voor de risico’s die zijn werk met zich meebracht. Hij zou moeten onderduiken.
Ons gezin was al eens kort ondergedoken geweest, maar als vierjarig meisje herinner ik mij dit alleen als een leuk logeerpartijtje.
Uiteindelijk was vader van plan om te gaan onderduiken, maar wilde eerst moeder Dieneke en zijn twee dochtertjes Lucie en Cile nog goeden dag zeggen.
Tegen de avond fietste een NSB er langs ons huis die hem zag en zijn aanwezigheid verraadde bij het Silbertanne commando waarmee hij in contact stond. Hierna volgde arrestatie.
Geen tijd werd hem gegund een jas aan te trekken voor zogenaamd vertrek naar het kantongerecht in Assen.
Met een geweer in de rug werd vader in een auto geduwd en buiten de dorpsgrens ten Noorden van Oosterhesselen gereden. Onderweg stopte de auto en werd hij al slaand en trappend gedwongen uit te stappen.
Onder bedreiging werd daarna de lange weg tussen Meppen en Aalden te voet afgelegd.
Bij een bosje aangekomen werd vader op 38 jarige leeftijd tenslotte meedogenloos vermoord waarna hij onmiddellijk begraven moest worden.
Op de begraafplaats in Oosterhesselen werd vader begraven. Van zijn graf maakte ik als klein meisje met kiezelsteentjes en bloemetjes er een mooi tuintje van. Moeder die zoveel mogelijk het verdriet van ons wist weg te houden, sprak altijd over “pappies tuintje” als wij naar de begraafplaats gingen.
Toen wij later in Hilversum woonden, reisden we jaarlijks op 4 Mei naar Oosterhesselen om te herdenken en bloemen op vaders graf en de andere gevallenen te leggen. We logeerden dan bij notaris Tammens waar de vlag eerst halfstok gehangen werd alvorens wij deelnamen aan de stille tocht naar de begraafplaats.
De intense stilte om acht uur bij het graf met het gezang van een enkele merel en de
Last Post zal ik mij altijd blijven herinneren.
Jaren later vernam ik dat destijds een dorpeling getuige van de executie was geweest.
Deze wrede daad waar hun geliefde burgervader slachtoffer van was geworden had ook op haar diepe indruk achter gelaten. Zij waren het, die samen met de Historische vereniging
Klenckerheugte een herdenkingsteen lieten plaatsen aan de Aelderstraatweg waar onze hele familie bij de onthulling in 2011 aanwezig was.
De hoofdstraat waaraan ook destijds ons huis Midhessel stond werd na de oorlog “Burgemeester de Kock” straat genoemd. Bovendien verscheen er een plaquette achter de kerk met de namen van Kees en de andere verzetslieden.
Op 10 April 1945 werd Oosterhesselen bevrijd door Poolse en Belgische soldaten.
Vanachter de ramen zag ik samen met oma Rienstra die voor langere tijd bij ons logeerde, de tanks door de straten rollen.
Eindelijk was de bezetting voorbij. Voor vreugde was voor ons helaas geen sprake.
Zo snel mogelijk moest er werk gemaakt worden voor een waarnemend burgervader.
Gelukkig kon de Hr. Kleyn (burgemeester van Zweeloo) en ook een vriend van de ouders hiervoor aangesteld worden.
Voor een toekomstige burgemeester moest tevens op korte termijn de ambtswoning beschikbaar zijn. Dit betekende dat wij moesten gaan verhuizen en “Midhessel” verlaten.
Moeder die verdrietig achter bleef met haar 2 dochtertjes van 6 en 4 jaar oud moest verder. Lucie zat al in de 1ste klas van de lagere school en had vriendinnetjes en een vriendje Harry Blom die aan de overkant woonde. Cile speelde nog in de zandbak en een enkele keer met een vriendinnetje in het hooi van de naastgelegen boerderij.
Voor de toekomst moest op korte termijn plannen gemaakt worden.
Moeder van nature nuchter en daadkrachtig krijgt al op 12 juni 1945 toestemming van de Districtscommissaris van het militair gezag voor het District Emmen om zich van Oosterhesselen naar Zeist, Bussum, Hilversum en terug te mogen begeven.
Het plan was om naar haar schoonouders Kees en Cécile de Kock in Zeist te reizen om vandaaruit naar een geschikte woning te zoeken.
Een deel van de reis kon moeder meerijden met een vrachtwagen, maar het grootste deel werd per fiets afgelegd. Een hele onderneming.
In Hilversum werd een huis met tuin en vlakbij een lagere school gevonden.
Met de financiële middelen van de schoonouders de Kock kon dit gekocht worden.
Uit dankbaarheid voor deze hulp kreeg het huis de naam “Cecilia Hoeve”.
Nu moest de verhuizing geregeld worden. Naast alle huisraad in de verhuiswagen reed een vrachtwagen met Drentse turf mee. Samen met enkele briketten zouden deze in de oude verwarmingsketel van ons nieuwe huis opgestookt worden. Het werd het einde van de ketel.
Ook een jong 16 jarig meisje Wietske ging als hulp in de huishouding mee. Zij leerde van moeder hoe de was en de strijk gedaan moest worden en hield ons als kinderen in de gaten. Toen zij ouder werd leerde zij in de bus naar Drenthe Jan Schinkel kennen waar zij mee trouwde en in Oosterhesselen ging wonen.
Moeder hield zich kranig in haar nieuwe omgeving. Zij bleef op de hoogte wat er zich in Drenthe en Oosterhesselen afspeelde door de Emmer Courant te lezen. Zo kon zij ons steeds smakelijke verhalen vertellen over de koeien die in een sloot terecht waren gekomen en de paarden op hol.
Met alle administratieve zaken die op haar afkwamen wist ze echter geen raad.
Toen een neef van vader Kees aanbood haar daarbij te helpen greep ze deze kans dankbaar aan. Ook bij neef Piet Portielje had de oorlog diepe sporen achter gelaten en mede door gedeeld verdriet groeide langzaam genegenheid tussen hen beiden.
In 1947 gaven zij elkaar het JA woord, wat het begin was van een lang en gelukkig huwelijk.
Voor Lucie en mij kwam er een nieuwe fase in onze huiselijke omstandigheden en leven.
Een collega van Piet was de verzetsstrijder Frits Nieuwenhuijsen.
Met zijn zoon Hans trouwde ik in 1963.